Afgelopen zaterdag vond de volgende editie plaats van de zogenaamde "Verrassingsexcursie". Het idee is dat deelnemers blind boeken, op een bepaald tijdstip verzamelen en dan pas horen waar de route langs zal leiden.
Mijn hoop als gids is dan natuurlijk dat, in een ideaal scenario, we kunnen starten bij een mooie soort die reeds gevonden is om vervolgens vanuit daar een route te volgen op basis van waarnemingen en omstandigheden en er en passant zelf soorten bij te ontdekken.
Helaas bleek deel 1 van het scenario al niet aan de orde. Ondanks dat het najaar inmiddels eindelijk lijkt te zijn begonnen (zonder dat het als een idioot los gaat, overigens), bleef het op een voor een dergelijke excursie vrij onbereikbare Amerikaanse Zee-eend op Schiermonnikoog na, vrij rustig. Het leek er derhalve toch echt op dat we het geheel op eigen kracht moesten zien te rooien.
Dan is de hamvraag: Wat gaan we doen?? Het is tot de dag vooraf ook voor mij nog een "verrassing". Het plan dat ik aan het begin van de week alvast in de steigers had gezet, leek me ook last minute nog steeds het meest kansrijk. De ochtend viel namelijk perfect samen met het getij bij Westhoek. Deze plek wordt het meest bezocht in de piek van de steltlopertrek (juli, augustus), maar als je kijkt naar de maanden waarin de zeldzame steltlopers in Europa verschijnen, zijn ook september en oktober heel kansrijk. Westhoek lijkt na de zomer een beetje een vergeten plek waar zeer waarschijnlijk veel zeldzaamheden ongezien komen en gaan. Ik had wel zin om daar verandering in te brengen ;-). Vervolgens leek het me leuk om via enkele buitendijkse kwelders langzaam "af te zakken" richting Lauwersmeer om te eindigen in de zuidwesthoek van het gebied, in de hoop om misschien op de camping nog een leuk zangvogeltje te kunnen meepikken. Onderweg zou ik natuurlijk de recente waarnemingen in de gaten houden en zou het zo maar kunnen dat de route abrupt zou worden omgebouwd mocht er een soort opduiken die dat "vereiste".
Waar echter lastig op te sturen is, is het weer in het algemeen en mist in het bijzonder. Zoals in het vorige blog gememoreerd is het altijd de vraag of en hoe snel de grijze pap optrekt. Nu waren de voorspellingen dat dat sneller zou gebeuren dat eerdere dagen, maar naar mate we met het (volgeboekte) busje koers zette via polder Matsloot (Baardmannetjes) richting de Friese Waddenkust werd het zicht alleen maar minder in plaats van beter. Aangekomen bij Westhoek zagen we nog steeds erg weinig en ook na een extra rustige bak koffie met stroopkoek was het nog grijsheid wat de klok sloeg. Het duurde nog een half uurtje maar toen ging het uiteindelijk toch langzaam maar zeker de goede kant op qua mist. Nu was er een andere vervelende omstandigheid: door de zuidoosten wind kwam het tij niet zo snel en niet zo hoog als de getallen in de getijdenstaffel deden hopen. Daardoor bleven de (vele duizenden, dat wel) vogels net te ver weg om goed te kunnen checken, om het spektakel in volle glorie te ondergaan, laat staan om eeuwige roem te behalen middels het vinden van een zeldzaamheid. Jammer, jammer, jammer en dus een beetje een valse start. Want na een eerste rit moesten we nu weer een stukje verplaatsen, waardoor de kilometer/vogelsoortenratio deze ochtend toch iets te laag bleef. Wat we wel zagen? Uiteraard de voor de locatie zo karakteristieke duizenden Bonte strandlopers, alsmede grote aantallen Kluten, Bergeenden, Wulpen Zilverplevieren en meerdere Bontbekplevieren, Kleine strandlopers, Kanoeten en Rosse grutto's. Op en rond de dijk vlogen bovendien vele Oeverpiepers rond, die ook weer flink terug blijken te zijn.
Op weg richting de volgende bestemming, de kwelders bij Ternaard, knapte het weer met de minuut op en toen we uitstapten en de dijk over liepen, konden we ons laven aan de warmte van een heerlijk najaarszonnetje. En dat was maar goed ook, want deelnemer Matthew vond al heel snel een groepje van vier vogels die op zich al verrukkelijk zijn maar nog nét even iets mooier uitkomen in het najaarszonlicht: STRANDLEEUWERIKEN! Wat heerlijk dat ze weer terug zijn en ik hoop oprecht dat we ze de komende maanden nog zeer vaak gaan tegenkomen!
Verder zagen we hier o.a. Eiders, een Lepelaar, Goudplevieren en op de pier in de Waddenzee zaten o.a. een Roodborst en een Zanglijster; als je op dat soort onlogische locaties zangvogels tegen komt is het een duidelijk teken dat de najaarstrek toch echt op gang gekomen is.
Bij Paessens was het gezellig druk, maar dat voorkwam niet dat we er toch een paar leuke dingen zagen. Het onbetwiste hoogtepunt was de eerste Velduil van dit najaar, die voor ons opvloog en iets verderop weer in de begroeiing inviel. Hopelijk is deze vogel de aanzet tot weer een mooie winter op deze locatie. Daarnaast waren de twee mannetjes Blauwe kiekendieven, die elkaar voortdurend in de haren vlogen, ook behoorlijk indrukwekkend.
De route voer via de Bantpolder (duizenden Goudplevieren) naar de Ezumakeeg (Blauwe kiekendief), waar meer vogelaars dan vogels aanwezig bleken. De afsluiting vond plaats bij de Pomp. Wat vandaag al de hele dag (en eigenlijk grote delen van dit najaar) het geval was, werd hier nogmaals bevestigd: Het was een rustige en wat makke vogeldag met weinig trek alsmede weinig vogels in de bosjes. Op enkele Roodborsten, Tjiftjaffen, Staartmezen en een mooie groep van zo'n 50 Sijsjes na was het stil op en rond de camping. Op de bult was het echter goed toeven en in het namiddaglicht kleurt het gebied fenomenaal goud. Er vloog ook hier niet heel veel rond, maar de paar vogels die we zagen waren de moeite waard: een vrouwtype Blauwe kiekendief, twee Dodaarsjes en niet minder dan VIER Zeearenden. Het betroffen twee paartjes van adulte vogels. Een paartje zat eerst rustig in een boom, maar toen het tweede paartje verscheen, werd de achtervolging ingezet en zaten ze elkaar enige tijd flink op de huid. Deze territoriale twist is al een tijdje gaande en ik ben dan ook benieuwd of er richting het broedseizoen uiteindelijk vrede gesloten kan worden en de twee paartjes beide aan het broeden kunnen beginnen.
Met enkele Koperwieken en een Keep verlieten we het gebied om te eindigen met een traditie: Een bezoek aan de Ransuilen, in dit geval een Ransuil (we zagen er maar eentje, maar dat was genoeg) in Zuidhorn.
Al met al kunnen we terugkijken op een mooie en zeer aangename vogeldag (dit geldt zowel voor het gezelschap als het weer), maar had ik als kritische en de lat hoog leggende gids toch gehoopt op nét iets meer opwinding wat betreft soorten. We hebben ons best echter gedaan, er zat simpelweg niet gek meer in en laten we dan ook eindigen met de nuchtere, Groningse vaststelling: Het kon minder! En zo is 't maar net!
Comentários