top of page

DRAAIHALZEN IN DRENTHE: VAN FILOSOFISCHE KWESTIES, SLAPPE KOORDEN EN DUNNE LIJNTJES!

Iedere bubbel kent ze wel. Vraagstukken of zelfs filosofische kwesties die voor mensen binnen de bubbel van eminent, vitaal dan wel kolossaal belang zijn, maar aan de andere kant van de kaasstolp de status van lachwekkende futiliteit nog niet eens verdienen.

In de vogelaarswereld zijn er zo ook talloze te verzinnen, waarvan ik er één kort wil aanstippen. Het is er één die namelijk regelmatig terugkeert en die ook wel enigszins van belang is voor het stempel dat een excursie achteraf opgeplakt krijgt. Aan de andere kant: het is een kwestie die alleen maar individueel beantwoord kan worden en waarvan "ja" en "nee" of "plus" dan wel "min" soms balanceren is op slappe koorden en van elkaar gescheiden zijn door dunne lijntjes (vrij naar Teun en Gijs).

Het gaat om de volgende vraag: "Wanneer beschouw ik een waarneming als volwaardig en telbaar".

Dit lijkt op het eerste oog misschien een vraag met een vrij eensluidend antwoord, maar dat blijkt het niet te zijn. Neem alleen al het werkwoord "waarnemen". Waarnemen kun je doen met alle zintuigen, maar laten we ruiken, voelen en proeven hier voor het gemak even buiten beschouwing laten. Blijven over zien en horen. Als ik voor mezelf mag spreken kan ik in alle oprechtheid zeggen dat mijn oren en mijn ogen me beide even lief zijn, in het algemeen gesproken maar zeker ook in het kader van mijn hobby. Oftewel: ik hecht doorgaans net zo veel waarde aan een visuele waarneming als aan een auditieve. Natuurlijk zijn er uitzonderingen en natuurlijk wil je altijd het liefst een vogel zien en horen en dan ook nog eens op korte afstand, maar dat is natuurlijk verre van realistisch. Ik kan heel blij worden van een zingende Wielewaal, een hoempende Roerdomp, een baltsende Nachtzwaluw, een roepende Kwartel, een blaffend Woudaapje of een overtrekkende Roodkeelpieper zonder de vogel daadwerkelijk gezien te hebben. Ook tijdens excursies in het voorjaar is tijdens een boswandeling een zingend Vuurgoudhaantje net zo "plus één" als een overvliegende Buizerd. Sterker: het is niet overdreven wanneer is stel dat ik op een gemiddelde dag vogels kijken in voor- en najaar 6o-70% op gehoor doe en daar genoegen mee neem, zeker in de wat "dichtere" gebieden. Praktisch alle soorten zijn met 100% zekerheid op geluid te identificeren en als je alle vogels die je hoort ook eerst nog in beeld moet krijgen, ga je op een dag niet ver komen.

Er zijn echter mensen die allerlei nuances en extra eisen stellen aan het begrip waarnemen. Zo willen sommige mensen de vogel ook altijd hebben gezien, anderen willen er zelfs een herkenbare foto van hebben. Aan de andere kant zijn er mensen die ook al blij worden van een roepende Kortteenleeuwerik die achteraf bij het beluisteren van de meegelopen opname onopgemerkt blijkt te zijn langsgevlogen op de telpost. Allemaal prima, natuurlijk, iedereen moet vooral z'n hobby beleven op de manier die voor hem/haar werkt.

Toch zijn er wel leuke randgevalletjes, met name voor mensen voor wie het tellen van een soort nog net een grotere waarde heeft dan voor de gemiddelde vogelaar: de twitchers, oftewel de mensen die achter zeldzaamheden aan gaan en zich mengen in (rang)lijsten.

Even los van wat je van het fenomeen vindt, kun je je misschien voorstellen dat je behoorlijk met jezelf in de knoop kunt raken als het op de telbaarheid van een soort aan komt. Ook ik ben ooit in de twitchersfase beland (het gaat meestal wel weer over, zo ook in mijn geval) en heb geworsteld. Zo kan ik me bijvoorbeeld een geval van Goudlijster in IJmuiden herinneren waar ik destijds vanuit het noorden naar toe gesneld ben. Daar aangekomen bleek de vogel al lange tijd uit beeld en leek het er op dat er een pijnlijke "dip" (jargon voor het missen van de vogel) in het verschiet lag. Ik meen dat we letterlijk een uur of drie met honderd man naar een bosjescomplex hebben staan staren waarin de vogel was verdwenen. Toen de tijd begon te dringen en de wanhoop begon toe te slaan, schreeuwde ineens iemand dat de vogel uit het bewuste bosje vloog. Ik schrok op en zag inderdaad gedurende hooguit twee seconden een "lijster" over het duintje verdwijnen. Wat mij betreft had het van alles kunnen zijn (kleur en grootte waren in de snelheid van het moment onmogelijk in te schatten), maar om me heen waren enkele mensen die zwoeren dat het de Goudlijster was. Aan de andere kant van het duin bleef het leeg en stil en de vogel werd daarna nooit meer terug gezien.

Ten eerste is dan de vraag: wat hebben die anderen gezien en in hoeverre is de wens en de vader van de gedachten hier helemaal uit te sluiten? Goudlijster is een mythische soort en ik zal niet eens proberen om uit te leggen hoe graag de aanwezigen (inclusief ikzelf) de vogel op dat moment wilden zien. Je hersenen kunnen dan rare dingen met je doen, kan ik uit eigen ervaring melden. Maar stel, en laten we daar even van uit gaan, ze zagen het goed: wat doe ik dan met deze waarneming? Heb ik dan een Goudlijster waargenomen? Ja, strikt gezien wel; ik heb de bewuste vogel immers gezien. Maar een voor de telbaarheid cruciale en essentiële vervolgvraag zou kunnen (moeten?) zijn: had ik deze vogel ook zelf herkend als Goudlijster als anderen dat niet hadden geroepen? Het antwoord op die vraag luidt: nee. Maar is die vervolgvraag echt van belang? En daar komen het dunne lijntje en het slappe koord om de hoek kijken. De één zal zichzelf die vraag eerlijk en oprecht willen en durven stellen (hoe pijnlijk het antwoord ook is), de ander niet. En zo gebeurde het dus dat in het groepje waarin ik me bevond (en die, gezien de positie en de vluchtigheid van het moment min of meer hetzelfde moeten hebben gezien) een aantal mensen met een Goudlijster "op zak" naar huis reed en een aantal mensen de vogel voor het gevoel hadden gemist. Ik heb nog steeds nooit een Goudlijster gezien. Of toch...? ;-).

Heel kort nog even een ander, vergelijkbaar geval, dat eveneens een soort betreft die in de categorie "mythische vogels" thuis hoort: Groene bijeneter.

In 2010 belandde er een exemplaar in de duinen bij Castricum, iets wat een enorme paniek veroorzaakte bij heel twitchend Nederland. Ik woonde destijds net in Zuidhorn en aangezien bijeneters (en dus ook Groene) vaak kort rondhangen of slechts overvliegen, gaf ik mezelf nul kans om 'm te halen. Ik nam dus bij voorbaat al mijn verlies en verfde verder aan de kinderkamer. Maar de berichten over de vogel bleven maar binnenkomen; hij bleek toch redelijk stabiel aanwezig, mede dankzij de regen in het gebied. Het begon steeds harder te kriebelen en uiteindelijk hield ik het niet meer. Ik wachtte nog even op Bart-Jan Prak, die ook mee wilde en samen reden we hoopvol richting Noord-Holland. De afloop laat zich waarschijnlijk wel raden: net toen we de auto parkeerden en we het laatste stuk naar de vogel lopend moesten afleggen, kwam het onheilspellende bericht: "hoog opgevlogen in zuidelijke richting". Tegen beter weten in zetten we het nog op het snelwandelen, waarbij allerlei gelukzalige gezichten van doortastendere medevogelaars ons tegemoet kwamen en ons kwelden met allerlei goed bedoelde, troostende woorden vermengd met vleugjes of soms vleugen leedvermaak.

Wij misten de vogel op een minuut of tien (als we "gewoon" na de eerste of zelfs tweede of derde melding waren gaan rijden, hadden we 'm makkelijk gehaald), maar vlak voor ons waren mensen die aankwamen op het moment dat de vogel nog net als een stipje in een wolk te zien was. Wij waren verbitterd en teleurgesteld, maar het was fascinerend om de stemmingsverschillen van de mensen die dat stipje hadden gezien te aanschouwen. De één was euforisch, want had in zijn beleving de vogel nog net op tijd gezien, terwijl een ander hetzelfde stipje als een diepe teleurstelling interpreteerde. Ook hier weer: telbaar of niet, het is een persoonlijke grens, een dun lijntje.

Tot zo ver de iets uit de hand gelopen inleiding, maar de link met de excursie is er natuurlijk wel. Ook tijdens de excursie "Drentse Draaihalzen" waren de meningen verdeeld over de doelsoort. Lang verhaal kort: we bezochten meerdere kansrijke plekken maar troffen slechts op één locatie een Draaihals aan. Dit exemplaar zong veelvuldig en langdurig, maar liet zich vreselijk lastig zien. De vogel koos steeds andere zangposten, waarbij hij opging in de boom of struik en moeilijk te zien was. Eenmaal was de vogel een minuut lang te zien, maar omdat 'ie middenin een boom zat, lukte het niet iedereen de vogel in de kijker te krijgen voor hij er alweer uitvloog. Kortom, het was helaas geen 2022 (dan hadden we ons verre van de filosofische kwestie kunnen houden) maar we hadden een Draaihals. Zingend en vluchtige zichtwaarnemingen, maar we hadden een Draaihals. Toch snap ik natuurlijk goed dat sommigen natuurlijk op meer hadden gehoopt en eerlijk is eerlijk: de soort is zo fantastisch dat 'ie ook echt een betere zichtwaarneming verdient, maar je hebt het in de natuur natuurlijk niet voor het zeggen. Het had wel tot gevolg dat de excursie op Draaihalsvlak tussen matig en goed werd beoordeeld en sommige deelnemers nog steeds wachten op een eerste, "echte" waarneming. Gelukkig heerste er geen "Groene bijeneterstemming" en hadden we genoeg "troostsoorten" of "bonussoorten" (afhankelijk van hoe je het zag ;-)).

4 á 5 Wespendieven (waaronder een vlinderend mannetje!), zingende Wielewaal, Grauwe klauwieren, zingende Fluiter, Bonte- en Grauwe vliegenvangers, Kraanvogel, Tapuiten, Paapje, vele Koekoeken (waaronder een bruine vorm), Appelvinken, Groene specht, Slechtvalk en een vrouw Rouwkwikstaart: dat kun je toch niet anders dan een fijne vogeldag noemen!

Volgend jaar gaan we uiteraard met frisse moed weer op zoek en hopen we op net dat extra zetje om de filosofische kwestie heen!

Wespendief

Vlinderende man Wespendief. Dit geweldige fenomeen verdient eigenlijk een filmpje, maar daar was ik niet snel genoeg voor ;-)

Vlinderende Wespendief

Koekoek, vrouw, bruine vorm

Paartje Grauwe klauwieren

Kraanvogel

Grote lijster en Geelgors

Boomleeuwerik

Gekke plaats en gekke tijd voor Rouwkwikstaart, maar hij valt volgens mij binnen de lijntjes voor een adult vrouw: Donkere mantel, wat vlekkerig na de nek en boven de stuit, maar gemiddeld nog steeds een flinke slag donkerder dan een Witte (die er naast liep), zwarte stuit totaan de bovenste tertial, grijze flanken en breed, wit vleugelpaneel.

Vergelijk de kleur met de man Witte kwikstaart links


Wespendief (links) en Buizerd

Wespendief

Een wel erg bruine, tweedejaars Slechtvalk.


235 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page