Ik merk dat twitchen (het "soortenjagen") bij velen een flink negatieve associatie heeft. Men ziet al snel gesjeesde mannen voor zich die bij elke melding binnen een oogwenk ("a twitch of the eye!") in de auto zitten, met gierende banden wegscheuren en meedogenloos en niets en niemand ontziend met duizelingwekkende snelheid heel Nederland af racen met maar één doel: zo veel mogelijk kruisjes op de lijst.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat deze types er inderdaad bij zijn. Echter, het overgrote merendeel van de vogelaars die twitchen zijn mensen die enorme liefhebbers en daarnaast erg goede vogelaars zijn, die veel van hun tijd buiten en met vogels kijken doorbrengen en het leuk vinden om af en toe eens een nieuwe soort te zien. Je kunt nu eenmaal niet alles alleen vinden en wat dat betreft is vogels kijken ook een teamsport: samen zie je het meest. Twitchen is dan ook goed te vergelijken met het leven zelf: als je terugkijkt zijn het toch de momenten die exceptioneel zijn, die anders zijn dan het gangbare of die extra emotioneel geladen zijn die je het meest bijblijven. Twitches, het oog in oog staan met een onverwachte en zeldzame soort, kunnen die momenten in het leven van een vogelaar zijn.
Zelf heb ik een aantal jaren aan geschurkt tegen het eerst geschetste beeld van het prototype twitcher en eerlijk is eerlijk: daar word je doorgaans geen leuker mens van. Zeldzame vogels komen altijd onverwacht en de momenten waarop ze opduiken komen vrijwel nooit uit. Omdat de "echte" twitcher na een melding van een voor hem/haar nieuwe soort meestal een niet te houden drang heeft om te gaan, levert dat sociaal gezien nog wel eens de nodige spanning, irritatie, onbegrip of woede op, waarbij een combinatie van deze emoties eerder regel dan uitzondering is.
Oftewel: ik ben blij dat ik daarvan ben genezen. Ik twitch niet meer en ga alleen nog op leuke soorten af als ik toevallig in de buurt ben, tijd heb en de vogel een echte x-factor heeft. Daarbij is het zeker niet noodzakelijk dat de soort nieuw is op mijn (overigens niet-bestaande) lijst, maar zit het criterium om wel of niet te gaan in het lastig te omschrijven en zeer subjectieve spectrum van aantrekkingskracht, fascinatie, bewondering en esthetiek.
Zo zijn er soorten die zo aansprekend zijn dat alle exemplaren die ik niet zelf heb gezien in meer of mindere mate pijn doen. Zo wil ik eigenlijk alle pijlstormvogels die worden gemeld het liefst ook zelf zien en dat geldt ook voor andere zeesoorten als Vaal stormvogeltje, Vorkstaartmeeuw en de jagers. Ook elke Draaihals, Steppekiekendief, Bladkoning, Roodhalsgans, Zwarte specht, franjepoot, Noordse stern, burgemeester, Fluiter, Waterrietzanger, IJsgors of Zomertortel die ik niet zelf zie is er één te veel. Dit lijstje kan trouwens zo nog worden aangevuld met enkele tientallen andere soorten.
Ook op het gebied van echte zeldzaamheden zijn er altijd vogels die om welke reden dan ook een streepje voor hebben. Soms omdat je van kleins af aan al bleef plakken op de pagina van het vogelboek waarop de soort was afgebeeld, soms omdat ze uit het ei gekropen zijn in een land(schap) dat zo anders is dan bij ons dat het je voorstellingsvermogen haast te buiten gaat, soms omdat ze op wereldschaal gewoon heel zeldzaam zijn en soms omdat ze simpelweg prachtig zijn. Meestal betreft het natuurlijk (daar is 'ie weer) een combinatie van deze factoren.
Gisteren werd er in Wildervank in de provincie Groningen (of all places, zou ik bijna zeggen) door lokale vogelaar Emo Klunder een Steppekievit ontdekt. En laat dat nou zo'n vogel zijn waar ik een enorm zwak voor heb. Het is een soort waarvan ik als kleine jongen dacht dat ik er waarschijnlijk nooit één in het echt zou gaan zien. Dat kwam niet alleen omdat de soort bijna te mooi is om waar te zijn, de wereldpopulatie leek destijds een vrije val te maken en de soort leek gedoemd de volgende Dunbekwulp te worden. Gelukkig blijkt dat, zonder ongepast optimistisch te zijn, enigszins mee te vallen. Ze zijn nog steeds zeer zeldzaam en kwetsbaar, maar in de afgelopen jaren is er op de uitgestrekte steppes van Kazachstan, waar ze vooral broeden, een kleine toename van het aantal broedparen gemeld. Tevens zijn er in de overwinteringsgebieden in het Midden-Oosten ook wat nieuwe locaties ontdekt waar zich aardige aantallen ophielden.
Gisteren, toen de vogel werd gevonden, zat ik op Texel en kon ik dus niet gaan kijken. Toen vanmorgen bleek dat 'ie nog aanwezig was, was de beslissing snel gemaakt. Ongeveer 40 minuten later stond ik (vrijwel alleen en 1,5 kilometer van de plek die in mijn navigatie stond!) te kijken naar dit prachtige schepseltje. Het is inmiddels mijn vierde, maar ik was er nog net zo blij mee als de eerste, die ik bijna 25 jaar geleden zag. Toch zat er wel een klein, nieuw tintje aan: dit was mijn eerste juveniele vogel en die zien er toch net weer even wat anders uit dan adulten.
Zoals altijd was ook dit exemplaar in gezelschap van Kieviten, maar echt vrienden leken ze niet te zijn. Bij het opvliegen (en dan zijn ze het mooist!) werd de vogel vaak wat gepest en achterna gezeten. Ik kon 'm slechts relatief kort bekijken, want al snel leek de groep ergens van te schrikken en vloog op richting de locatie waar 'ie gisteren ontdekt was. Het was kort maar beslist krachtig, maar bij de volgende ga ik gewoon weer!
Comments